In de zomer van 2008 reist Vincent van Zandt naar San Francisco, waar hij zijn intrek neemt in Hotel Vertigo. Meer dan vijftig jaar geleden verbleef hij als uitwisselings-scholier ook al in deze stad, maar na de dood van zijn vrouw en zijn pensionering durft hij pas terug te keren. Hij gaat op zoek naar sporen van zijn verblijf en naar zijn jeugdvriendin Lee Jones. In 1957 woonde Vincent bij een echtpaar dat verslaafden opving en op onorthodoxe wijze weer op de goede weg hielp. Daar ontmoette hij de eigenzinnig Lee, die hem meenam naar The Chocolate Factory, een creatieve broedplaats die door de autoriteiten nauwlettend in de gaten werd gehouden. Vincent werd opgenomen in haar wereld en kreeg een baantje als manusje-van-alles bij de filmcrew die opnamen maakte voor Hitchcocks Vertigo. Hij genoot met volle teugen van zijn vrijheid in de stad van de beatnikgeneratie, en legde de basis voor een levenslange fascinatie voor Hitchcock en diens ideeën over architectuur. Maar de gebeurtenissen begonnen uit de hand te lopen en Vincent werd het land uit gezet.
Kees ’t Hart bewijst met Hotel Vertigo dat hij weet hoe je een verhaal moet vertellen, het creatieve San Francisco in de jaren vijftig komt tot leven en je wilt weten wat er nou precies is voorgevallen. In 300 bladzijden wordt een aangename spanning opgebouwd, maar jammer genoeg wordt die uiteindelijk net niet helemaal waar gemaakt, alle losse eindjes komen iets te gemakkelijk bij elkaar. Wat blijft is een sfeervol verhaal over een tijdperk dat nog altijd tot de verbeelding spreekt.
Kees ’t Hart, Hotel Vertigo (Querido)
Deze recensie verscheen eerder in BOEK 6, 2012