Het tienermeisje Fae – met haar verwaarloosde gebit – komt bij toeval in de stoel van de wat oudere tandarts Sprengler terecht. Ze herkennen elkaar van een toevallige ontmoeting jaren geleden, en er ontstaat een bijzondere vriendschap tussen de twee. Fae ging een aantal jaren daarvoor met haar ouders in de kerstvakantie naar Thailand, waar hun levens door de tsunami werden verwoest. Nu woont ze alleen met haar wietrokende vader en is wanhopig op zoek naar warmte en houvast. Sprengler was in Thailand werkzaam als forensisch odontoloog, tot hij halsoverkop terug moest naar huis in verband met een dramatische gebeurtenis. Zijn hele leven was hij druk met zijn werk en de bijbehorende status, waardoor hij te weinig tijd en aandacht besteedde aan zijn vrouw en dochter. Nu is hij ten prooi aan een sluipende ziekte, woont hij alleen in zijn ruime villa, en vraagt zich af voor wie hij zijn praktijk eigenlijk heeft opgebouwd.
Fae en Sprengler zijn getekend door het grote verlies dat ze hebben geleden, en beiden zijn in het rouwproces meer kwijtgeraakt dan ze aanvankelijk dachten. Op een bepaalde, door Gerritsen overtuigend beschreven, manier vinden ze meer herkenning bij elkaar dan bij hun leeftijdgenoten.
Na haar indrukwekkende debuut, De geboorte van een wees, schreef Maaike Gerritsen metDe achterblijvers een toegankelijke en indringende roman over verlies, rouw, familie, leven en dood. Ze schuwt de grote thema’s van het leven niet, maar biedt de lezer tussen alle tegenspoed een sprankje hoop door haar mooie beschrijvingen van menselijke relaties en kracht.
Maaike Gerritsen, De achterblijvers (Ambo Anthos)
Deze recensie verscheen eerder in BOEK 2, 2014