Carry Slee schreef naast haar succesvolle jeugdboeken al eerder een aantal autobiografische romans. Ook in Strijken lijkt haar eigen leven een bron van inspiratie. Bestseller-auteur Johan zit tegen een burn-out aan, zijn uitgever zit hem op de huid en wil een nieuwe roman en vriend Carlos dringt erop aan dat hij zijn verplichtingen jegens zijn lezers nakomt en zijn schrijverstoernee afmaakt. Op een avond wordt het Johan allemaal te veel en hij stort in. Althans, dat maak ik op uit de achterflap van dit boek, in het verhaal wordt Johan meegevoerd op de vleugels van een mythische vogel die hem achterlaat op een onbewoond eiland bij een aantal andere schipbreukelingen.
Niemand daar kent Johan of is onder de indruk van zijn schrijverschap en hij vraagt zich af wie hij is als hij geen beroemde schrijver is. Zodra de gelegenheid zich voordoet vertrekt Johan en hij arriveert in een stad waar hij als held wordt ontvangen. Hij laat zich de bewondering graag aanleunen, tot blijkt dat de meute toch niet zo gediend is van zijn verfijnde poëzie. Wederom wordt Johan als auteur miskend. Uiteindelijk moet hij zijn twijfels, angsten en herinneringen onder ogen zien om verder te kunnen met zijn leven en werk.
Carry Slee stelt een aantal belangrijke aspecten van het schrijverschap aan de orde, maar gebruikt daarbij soms zoveel fantasie dat ze haar doel voorbij schiet. Strijken lijkt soms meer een avonturenroman dan een portret van een schrijversleven. ‘Een schrijver verdwaald in zijn eigen verhaal’ zo luidt de aankondiging van dit boek, en ja, dat klopt.

Carry Slee, Strijken (De Arbeiderspers)

Deze recensie verscheen eerder in BOEK 6, 2013